zondag 26 mei 2013

DCP_PP_slotreflectie



Neen, de doelstellingen van mijn PP heb ik niet bereikt. De klimroutes niveau 4 heb ik niet bereikt. Door rugproblemen moet ik het klimmen even stopzetten. De timing van mijn doelstelling moet ik dus noodgedwongen aanpassen. Als de rug het toelaat, is het de bedoeling om binnen een aantal weken aan niveau 4 te beginnen. 

Tijdens mijn leerproces werd ik dan ook geconfronteerd met teleurstelling. Ik moest afhaken door een externe gebeurtenis. Ik merkte dat mijn motivatie hierdoor daalde. In het begin vond ik het moeilijk om met de teleurstelling om te gaan. Ik heb dan ook persoonlijk mijn doelen moeten verleggen: rug versoepelen, spieren verstevigen. Ik heb mijn eigen een aantal tussendoelen moeten opleggen in de hoop uiteindelijk mijn einddoel te behalen: niveau 4 klimmen.
Mijn ervaring met de teleurstelling kan je ook plaatsen in de  leercirkel van Kolb: ik ervaarde concreet rugpijn en heb vervolgens nagedacht over de oorzaken en de gevolgen. Daar stopte voor mij de leercirkel: hoe moet je omgaan met  het feit als het concreet ervaren een negatieve ervaring is? Bij het leerproces moet hiervoor aandacht zijn. Leerlingen worden tijdens zo’n proces zeker ook geconfronteerd met teleurstellingen: een slechte toets, een turnoefening die niet lukt, een formule die je niet snapt,… Als leerkracht moet je hier goed kunnen op inspelen en zorgen dat de tegenval en/of teleurstelling niet resulteert in demotivatie of frustratie. Ik merkte bij mezelf hoe snel ik gedemotiveerd was: het zal toch nooit lukken. Mijn docent heeft hier goed op ingespeeld door samen te bekijken hoe we het probleem konden verhelpen en door een tussentijds plan op te stellen.




Als ik terugkijk naar mijn volledige leerproces, dan besef ik dat het actief experimenteren heel belangrijk was voor mij. Het zekeren en beveiligen is bij klimmen zeer belangrijk, maar het is pas op het moment dat ik dit effectief zelf moest doen dat ik het ook leerde. Dit zal ik dan ook in het achterhoofd houden wanneer ik zelf in de klas sta. Maar het heeft me ook doen beseffen dat leerstijlen niet mogen genegeerd worden. 
Er waren immers effectief medecursisten die meer nood hadden om de veiligheidsinstructies nog eens rustig door te nemen in de cursus. Ze hadden dus meer nood aan de abstracte begripsvorming binnen de leercirkel.


In het leerproces van de leerlingen moet hier dan ook zeker aandacht aan geschonken worden. Net daarom is het belangrijk je leerlingen goed te leren kennen en de lessen aan te passen aan de groep en aanwezige leerprofielen.



Tijdens mijn leerproces besefte ik dat abstracte begripsvorming een noodzakelijke stap is in het leerproces. Mijn motivatie om te leren klimmen is om later buiten te klimmen. Om dat veilig te kunnen doen, is het belangrijk dat ik de theorie goed ken en deze op de eerste plaats kan abstraheren binnen de zaal. Pas als ik dit goed onder de knie heb en de theorie automatisch toepas, zal ik stappen kunnen zetten om buiten te leren klimmen. Het nut van deze theorie en de noodzaak van de tussenstappen (binnen leren klimmen, top-rope, voorklimmen) leek me in het begin zo overbodig. Kon ik niet onmiddellijk buiten starten? Het was dan ook goed dat dit  mij verduidelijkt werd.
Ik zal dan ook later in de klas het belang van abstracte begripsvorming trachten te verduidelijken aan de hand van terugkoppeling naar hun leefwereld. Actief experimenteren is leuk, maar theorie is vaak ook heel belangrijk en noodzakelijk om het actief experimenteren mogelijk te maken. Theorie wordt echter vaak als saai beschouwd, maar als je het nut verduidelijkt kan je  de leerlingen makkelijker motiveren.




maandag 20 mei 2013

Bijscholingen




Op de VUB organiseerden ze in het najaar 2012 de nascholing "Ervaringsuitwisseling: Leermiddelen, handboeken en instructiematerialen bij gedrags- en
cultuurwetenschappen". Ik heb jammer genoeg nog geen zicht op hun aanbod 2013-2014, maar deze hou ik dus zeker in de gaten.
De nascholing lijkt me immers heel interessant omdat er ervaringen worden gewisseld met aandacht voor handboeken en uitwerking van doelstellingen. Op deze manier kan ik als beginnende leerkracht mijn weg vinden binnen mijn vakgebied.

Ten tweede heb ik interesse in de bijscholing ‘Manager of klasleraar? Klasmanager!’, georganiseerd door Pedic. Elke beginnende leerkracht heeft toch wel wat schrik voor de klas te komen te staan: zal ik de klas in de hand kunnen houden? Hoe motiveer ik leerlingen? Hoe zorg ik voor een goeie klassfeer? Hier heeft men aandacht voor, waarbij ook gekeken wordt naar je eigen leerstijl. Daarnaast worden de mogelijkheden van verschillende werkvormen bekeken.
Ik vind het voordeel dat de bijscholing gespreid is over verschillende studiedagen zodat de onderwerpen genoeg ruimte krijgen om aan bod te komen. Ik hoop hiermee met een goed pakket te kunnen starten en positief in de klas te staan.

woensdag 1 mei 2013

DCP- reflectie vakdidactiek.

Normaalgezien volg ik vakdidactiek cultuurwetenschappen. Jammer genoeg is dit samengenomen met het vak geschiedenis en werd die avond gewijd aan enkel vakdidactiek geschiedenis. Ik ging dan ook aankloppen bij gedragswetenschappen. Van Els en de medecursisten was ik zeker welkom.

Er werd gewerkt rond samenwerkingsspelen. De spelen werden begeleid door 2 medecursisten en kaderde in de manier van kennismaking en groepsvorming. Afhankelijk van de groep, de mate waarin de leerlingen elkaar kennen en dus kunnen vertrouwen kan je bepaalde spelen toepassen.
Op het einde van de opdrachten werd de theorie toegelicht en werd naar bronnen verwezen. 
Ik vond dit heel leerrijk. Het geeft aan hoe divers groepen kunnen zijn en dat je als leerkracht hier gepast moet kunnen op inspelen.
Ik heb heel wat bruikbaars uit de les meegenomen, zoals het overeenkomstblad, de spelletjes en het inzicht in groepsdynamiek.

Tijdens het tweede deel van de les was er intervisie over hoe omgaan met moeilijke leerlingen. Wat doe je als een leerling weigert om zijn agenda te geven om een nota te schrijven?
Door het gesprek en het feit dat al medestudenten in de praktijk staan, kwamen er een aantal handige tips naar boven. Het is belangrijk om als leerkracht er voor te zorgen dat het geen machtsspelletje (ja-neen) wordt. Daarnaast moet je steeds beseffen dat indien een leerling moeilijk doet het niet enkel jouw probleem is: collega's, directie, ... vormen een team die dit gezamenlijk kunnen aanpakken.
Ik vond deze intervisie zeker een meerwaarde aangezien iedereen wel met deze vragen zit. Tips waren dus zeker welkom.

Na de teleurstelling van de cultuurwetenschappen, heb ik toch een heel boeiende avond gehad.


LEV- foto's op de schoolwebsite

Foto's op de schoolwebsite



gebruik animatietool

Een animatietool gebruiken kan een fijne afwisseling zijn. Op deze manier leren de leerlingen al doende. De theorie zal hierdoor beter opgenomen worden.
Daarnaast kan de tool een goed instrument zijn als inleiding op een onderwerp, analoog met de opdracht die wij kregen. Leerlingen worden uitgedaagd zich te verdiepen in het onderwerp. Het kan een manier zijn om een mening te vormen over een bepaalde case of stelling. Daarnaast kan het ook als evaluatietool gebruikt worden om na te gaan of de leerlingen de theorie, gegeven in de les, begrepen werd.
Ik denk dat deze tool zeker bruikbaar is in cultuurwetenschappen.
Toch blijf ik ook van mening dat we oog moeten blijven hebben voor de leerlingen die geen toegang hebben tot het internet of niet zo goed onderlegd zijn in ICT-toepassingen omdat ze hier thuis niet mee geconfronteerd worden.

Wat heb ik onthouden?
Het was leuk om te zien hoe iedereen met de beperkte mogelijkheden de cases heeft uitgewerkt.
Wat me opvalt is dat de wetgeving rond privacy en deontologie steeds ingewikkelder wordt. Het gebruik van de gsm is een vervelende trend in de klas, toch kunnen we als leerkracht beperkt optreden zoals te zien in het filmpje over het spieken. Ik vond het dan ook vreemd om te zien dat camera's in de toiletten wel kunnen.

donderdag 11 april 2013

Taaltips binnen cultuurwetenschappen



Tip 1

In de lessen cultuurwetenschappen komen vaak heel wat woorden te pas die niet in het dagelijks leven gebruikt worden. Ik denk maar aan alle kunststromingen (pointilisme, expressionisme, kubisme, dadaisme, …), maar ook woorden zoals mimesis, transformatie, actieve en passieve kunstbeleving.
Een verklarende woordenlijst kan de leerlingen dan ook helpen. Alle moeilijke woorden die aan bod komen tijdens de lessen of in de cursus kunnen in een verklarende woordenlijst geplaatst worden. Dit kan op een blad met twee kolommen: eerste kolom voor het woord en tweede kolom voor de verklaring van het woord. De woordenlijst kan samen met de leerlingen opgemaakt worden.

Tip 2
 
Binnen de les cultuurwetenschappen worden er regelmatig verschillende soorten teksten gelezen. Ik denk hierbij aan artikels uit kranten en vaktijdschriften, recensies en blogs, passages uit boeken. Het toepassen van verschillende leesstrategieën, is een hulpmiddel om teksten te verwerken. Een leerling kan bijvoorbeeld de opdracht krijgen, afhankelijk van de soort tekst, kritisch, studerend, verkennend of oriënterend te lezen.
(bron: Leesstrategieën(2009), Sint-Vincentiuscollege, Instituut Sint-Lutgardis, Zomergem)

Tip 3
 
Als leerkracht kan je vakjargon proberen te vermijden door synoniemen te gebruiken die nauwer aansluiten bij de taal van de leerlingen. Daarnaast kan je in plaats van het woord zelf te gebruiken een omschrijving geven. Bijvoorbeeld in plaats van: “we gaan een opdracht maken rond antropologie” zeg je beter: “we gaan een opdracht maken rond de studie van verschillende culturen”. Wanneer er gesproken wordt over communicatie gaat de term ruis aan bod komen. Hierbij kan men onmiddellijk het synoniem storing gebruiken zodat het woord door de leerlingen in de juiste context wordt begrepen.



leerplandoelstellingen en de leefwereld van de leerlingen


Gemeenschapsonderwijs leerplannummer 2006/019
Leerplandoelstelling: 6 kunnen aantonen dat hedendaagse communicatiemiddelen de aard
van communicatie beïnvloeden.

Iedere leerling moet zijn gsm, ipod, iphone, smartphone, tablet,… meebrengen. Als leerkracht breng ik zelf nog enkele toestellen mee zodat de kinderen die geen toestel hebben kunnen meewerken. De leerlingen moeten een voorbeeldtekst geef via hun communicatiekanaal doorsturen naar een centraal toestel. Hierbij worden geen regels voor taalgebruik opgelegd. De berichten worden gepresenteerd op het smartboard en overlopen. Op deze manier zoeken we gelijkenissen in de verschillende teksten van de leerlingen en vergelijken deze met de originele tekst. Conclusie: Het taalgebruik evolueert mee met de nieuwe communicatiemiddelen. De sms taal is ingeburgerd en kent zijn eigen regels. Afkortingen en Engelse termen worden veel gebruikt en zijn een deel van onze communicatie geworden.







Gemeenschapsonderwijs leerplannummer 2006/019
Leerplandoelstelling: 8 kunnen illustreren dat reclame een eigen vorm van communicatie
hanteert.

De leerlingen krijgen eerst het reclamespotje te zien: 

Na het bekijken van dit spotje moeten de leerlingen achterhalen wat de reclamemakers proberen na te streven en hoe ze tot dit doel komen. Wat zorgt ervoor dat je naar sommige reclamespotjes met veel interesse kan blijven kijken en andere niet?
Het verschil tussen informatieve en persuatieve boodschappen wordt uitgelegd.
Als opdracht gaan de leerlingen zelf een reclamespotje maken waarbij ze rekening houden met de verschillende strategieën van reclamemakers. Streven naar merkbekendheid (kennis), het ontwikkelen van positieve gevoelens (attitudevorming), het aanzetten tot consumeren (gedragsbeïnvloeding).

Lesvoorbereiding




Voor deze opdracht gebruikte ik onderstaand leerplan en leerplandoelstelling:

Leerplan: 
VVKSO, D/2006/0279/001
Leerplandoelstelling: 
G3306 De risico's en beperkingen die met oud worden gepaard gaan kunnen beschrijven en illustreren.
Leerinhouden:
– het lichamelijke verouderingsproces, bv. waarnemingsproblemen,dementie …
– vereenzaming
– persoonlijke en maatschappelijke uitsluiting

Mijn gekozen leerplandoelstelling vertaal ik in 3 lesdoelen:
-         De lln. kunnen tenminste vier uiterlijke kenmerken die veranderen bij het ouder worden, opsommen.
-         De lln. kunnen tenminste drie beperkingen gepaard  bij het ouder worden opnoemen.
-         De lln. kunnen in eigen woorden de ziekte Alzheimer omschrijven

Ik start de les met een memospel op het smartbord. De leerlingen moeten de zelfde plaatjes waarop de kenmerken van  ouder worden, trachten te vinden. Leerlingen mogen 1 voor 1 aan het bord komen. Aan de hand van een onderwijsleergesprek worden de kenmerken van ouder worden op het smartbord geschreven.
 

Om te evalueren organiseer ik een quiz. Ik verdeel de klas in groepen per 4. We voorzien een buzzer voor elke groep. Wie het eerst afdrukt, mag antwoorden.

  1. In welk kleur verandert het haar als je ouder wordt?
  2. Fragment getuigenis mantelzorger van een dement persoon: welke 3 belangrijkste kenmerken worden er aangegeven door de persoon in het fragment?
  3. Waarom dragen vele bejaarden een hoorapparaat?
  4. Welke lichaamsdelen blijven je hele leven groeien?
  5.  Scène uit Allo Allo": met welke beperking wordt hier gelachen?
  6. Vaak  verandert de lichaamshouding van vele ouderen: hoe? 
  7.  Wat heeft s’morgens vier benen, s’middags twee en s’avonds drie?
  8. Fragment music for life van Studio Brussel 2012: wat hebben de koorleden gemeen?